Van Vleeschwaar

Alle Nederlandse varkenshouderijen zouden in 2035 biologisch moeten zijn. Dat is het ideaal van GroenLinks-Kamerlid Laura Bromet. Een biologische varkenshouderij is immers beter voor het dierenwelzijn, milieu en gezondheid is haar veronderstelling. Maar is dit ideaal realistisch en haalbaar of is het een wensbeeld; een ouderwetse ‘geitenwollensokken’ en politieke dagdromerij of een nieuw agro-economisch perspectief? Dan blijft de vraag nog over of de gangbare varkenshouderij in ontwikkeling toch niet een betere optie is om Nederland in de toekomst van varkensvlees te voorzien?

Wie van vlees houdt, eet het liefst wild vlees of vlees dat met zoveel mogelijk natuurlijke ingrediënten is gevoerd. Zoals de grasgevoerde dikbilrunderen of een wroetend bosvarken dat slachtrijp wordt op kruiden, eikels en zaden. En als dat vlees ook nog eens op een eerlijke manier geslacht wordt, zonder toevoeging van water en andere ‘smaakmakers’, dan kan een stuk vlees een heerlijk genot zijn waar een mens dankbaar en respectvol voor mag zijn. Maar dit vlees vraagt om veel oppervlakte en is slechts weggelegd voor de fijnproevers met een ruime portemonnee. De ‘beste next thing’ zal ongetwijfeld biologisch vlees zijn; het nieuwe Hamletz-concept van varkensboer Annechien ten Have of het Livar kloostervarken. Absoluut heerlijk en eerlijk varkensvlees. Maar stel dat alle varkenshouders overstappen op een dergelijk concept of biologisch worden; kan dat en hoe zou die varkenswereld er dan uitzien? Alle 4.140 varkenshouders in Nederland die omschakelen en doorgaan zonder sanering of verplichte bedrijfsbeëindiging. Het ideaal van Bromet mag de Nederlandse ondernemersgeest namelijk niet in de weg staan en iedereen moet mee mogen doen.

Foto Susan Rexwinkel

92.500 biologische vleesvarkens

In 2018 telde Nederland volgens het CBS 163 biologische varkensbedrijven met 97.000 varkens, waarvan meer dan 50.000 vleesvarkens en het resterende aantal fokvarkens en biggen. 3,9 procent van de varkensboeren en 0,78 procent van de varkensstapel (gangbaar ligt op 12,4 miljoen dieren) is dus biologisch. Er werd in 2017 8,2 miljoen kilogram karkasgewicht in Nederland geproduceerd (export biggen en levende varkens niet meegerekend). In 2017 werden over het gehele jaar 92.500 biologische vleesvarkens geslacht. Ten op zichte van 2012 is dit een groei van 60 procent ofwel gemiddeld tien procent per jaar. Dat zijn jaarlijks tien gangbare varkensbedrijven die naar biologisch omschakelen. Nederland staat in de Europese top drie van lidstaten, na Denemarken en Frankrijk, met de meeste biologische varkens. Ook in dit opzicht loopt ons land in Europa voorop.

De jaarlijkse groei heeft vooral te maken met de beperkte afzetmarkt en volgt eigenlijk de stijging van de consumptie van biologische varkensvlees. Komt er teveel biologisch varkensvlees op de markt dan daalt de prijs te drastisch of wordt het ‘onverkoopbaar’, waardoor de balans tussen hoge (productie)kosten en inkomsten scheef vallen en biologische varkenshouders verlies lijden. De groei van de biologische varkenshouderij wordt daarom bewaakt en jaarlijks komen er zoveel varkenshouders en varkens bij als de markt kan dragen.

540 miljoen kilogram biologisch varkensvlees

Stel dat de markt tot aan 2035 tien procent blijft groeien, dan is het theoretisch aantal varkenshouderijen vanaf 2018 met 160 procent gestegen naar 424 bedrijven met in totaal 252.000 varkens en wordt er 21 miljoen kilogram aan karkasgewicht geproduceerd. In 2017 at de Nederlander gemiddeld 36,5 kilogram varkensvlees in karkasgewicht ofwel 620 miljoen kilogram. Wanneer de Nederlander in 2035 zo’n 20 procent minder vlees gaat eten en de bevolking 18 miljoen inwoners telt, zal de varkensvleesconsumptie 540 miljoen kilogram bedragen. Als al het varkensvlees van biologische afkomst moet zijn, dan moet er in 2035 nog zo’n 519 miljoen kilogram extra biologisch varkensvlees geproduceerd worden. Dit betekent een productie van biologische varkensvlees dat 24 keer hoger moet liggen. Een onrealistisch hoog getal en zelfs als de Nederlandse sector alleen voor de Nederlandse markt produceert, lijkt dit een onhaalbaar scenario.

Gemiddeld per biologische varkensbedrijf wordt er ongeveer 50.000 kilogram varkensvlees geproduceerd (in de gangbare varkenshouderij bedraagt dit 360.000 kilogram). Dat zou dus betekenen dat Nederland in 2035 meer dan 10.000 biologische varkenshouderijen heeft. Gezien de problemen met opvolging en tanende interesse van jonge mensen die boer willen worden, is een aanwas van bijna 6000 varkenshouders onrealistisch. Het biologisch varkensvlees moet dus door hetzelfde aantal varkenshouderijen als in 2018 (4140 bedrijven) geproduceerd worden. De schaalvergroting in de biologische varkenshouderij zal zich dus fors en in een rap tempo ontwikkelen naar een gemiddelde van 130.000 kilogram per bedrijf ofwel 2,5 keer zo groot worden. Een dergelijke ontwikkeling kan theoretisch haalbaar zijn als er afzetmarkt en ontwikkelingsruimte voor is, maar dan zullen er ongetwijfeld ook biologische megastallen ontstaan en dat past niet in het wensbeeld van Bromet. Biologisch zal daarmee verwoorden tot een soort nieuwe bio-industrie. Theoretisch haalbaar is eigenlijk praktisch onrealistisch.

Juridisch onhaalbaar

Maar er is meer nodig voor een totale omschakeling naar biologisch. Er is per varken meer ruimte vereist voor gebouwen en uitlopen. Belangrijker nog: er moet biologisch veevoer geteeld worden voor ruim 2,5 miljoen biologische varkens. Nederlandse akkerbouwers dienen dan massaal over te stappen op de teelt van biologische gewassen, want de inzet is immers om in de toekomst zoveel mogelijk veevoer regionaal te produceren vanwege het klimaat. Bijproducten mogen ook nog alleen biologisch zijn en dit zorgt dat ook de andere voedingsbronnen biologisch dienen te zijn. Bijproducten zijn noodzakelijk, want ze dragen bij aan de kringlooplandbouw en circulaire economie. Bovendien verlaagt het de voerkosten. Dat is nodig, want de voerkosten behoren tot de hoogste kosten op een varkenshouderij. Zonder bijproducten wordt het varkensvlees daarom aanzienlijk duurder en voor een grote groep Nederlanders nagenoeg onbetaalbaar.

Het ideaal van Bromet vraagt dus om een geweldige krachtinspanning, die met ‘geweld’ opgelegd moet worden. Varkenshouders moeten honderden miljoenen investeren en waar gaat dat investeringsgeld vandaan komen? Als dit politiek beleid gaat worden dan is een grote pot subsidiegeld nodig. Dan is er nog het vraagstuk van afzet. Er is geen enkele prognose die voorspelt dat biologisch autonoom zo sterk gaat of kan groeien. Het biologisch varkensvlees zal dus verplicht door de consument gegeten moeten worden. Op dit moment is het juridisch onmogelijk om de keten en retail te verplichten om te schakelen en is het helemaal uit den boze om de consument te verplichten. Wet- en regelgeving in Nederland en de EU moeten daarvoor aangepast worden en zullen een totalitair karakter krijgen dat neigt naar Stalinistisch model en indruist tegen de geest van democratie, vrijheid en kapitalisme. Dan is er ook nog de kwestie of het wenselijk is om vanuit een sociaaleconomisch perspectief de minder kapitaalkrachtigen op te zadelen met hogere voedselkosten. Biologisch varkensvlees is aanzienlijk duurder en voor heel veel mensen geldt dat elke euro telt.

Dierenwelzijn enige winst

Welke ‘winst’ wordt er behaald als de varkenssector massaal omschakelt naar biologisch? Vanuit financieel perspectief zal een varkenshouder er weinig mee opschieten. Als straks iedere varkenshouder biologisch wordt, zal het vlees zich niet meer onderscheiden en wordt biologisch een soort ‘bulkproduct’ dat onderling met elkaar concurreert met alle nadelige financiële gevolgen voor de boer van dien. Ook een verbetering van de gezondheid van mensen is twijfelachtig. Biologisch is niet per definitie gezonder. De stelling dat biologisch ook beter voor het milieu is hebben wetenschappers inmiddels al ontkracht. De CO2-voetafdruk van een biologisch varken is groter dan dat van een gangbaar varken. Bovendien ontwikkelt de varkenssector zich steeds meer als een milieu- klimaatvriendelijkere sector. De enige ‘winst’ die gemaakt wordt, is op het gebied van dierenwelzijn. Het varken zelf wordt er beter van; hoewel hier ook kanttekening bij te plaatsen zijn, zoals een hogere biggensterfte. Maar ook op het gebied van dierenwelzijn maakt de gangbare varkenshouder jaarlijks stappen en over 16 jaar zullen er in de sector al heel veel verbeterpunten zijn doorgevoerd, waardoor de kloof kleiner wordt. Voor de toekomst lijkt de gangbare varkenshouderij in ontwikkeling in nagenoeg elk aspect een veel beter perspectief te bieden om Nederland van varkensvlees te voorzien.

Bron artikel: https://www.vork.org/
Auteur artikel: Reinout Burgers
Bron foto: Susan Rexwinkel